In 1957 publiceerde Ayn Rand deze indrukwekkende roman, zowel qua omvang als qua inhoud. Het boek volgt de levens van enkele heel diverse personages in een tijd dat de overheid haar rol steeds verder uitbreid. De overheid redeneert daarbij vanuit de behoefte van het publiek.
Het is een overweldigend boek dat tot denken aanzet over de rol van de markt en van de overheid en ook over uitgangspunten van het leven in brede zin. Een minpuntje vind ik het gemak waarmee Rand goed en kwaad tegenover elkaar zet; soms zelfs karikaturaal. Alle mensen van het ene kamp hebben een lelijk uiterlijk, slecht zittend haar en ontevreden gelaatsuitdrukkingen. En de good guys zijn mooi en vol kracht. Dat droeg voor mij niet bij aan de geloofwaardigheid.
Het heeft me wel aan het denken gezet over de rol die de overheid speelt. Protectionistische economische maatregelen, zoals de EEG bijvoorbeeld in de beginjaren nam om de bananen- en suikerproductie te beschermen, stuitten mij tegen de borst. Maar een onvoorwaardelijk vertrouwen in de goede intenties van de ondernemer – zoals Ayn Rand propageert – vind ik naïef. Het milieu en de mens verdienen bescherming tegen schadelijke ondernemingen zoals kokkelvisserij in de Waddenzee, asbestindustrie, bomenkap rond de evenaar.
Dit boek geldt als een soort bijbel voor de Republikeinen. Dat kan ik begrijpen, maar dan wel voor een simplistische wereld zoals bepaalde partijen het graag zien of framen. De realiteit is complexer en genuanceerder.